Boekrecensie: De lege hemel

3 maart 2021

In het kader van Maand van de Spiritualiteit lazen zes studenten de genomineerde boeken voor Beste Spirituele Boek.

Deze keer recenseert Marc Lamain een boek van Marjan Slob.

Eenzaamheid is geen ziekte

In De lege hemel heeft filosofe Marjan Slob de grote taak op zich genomen om het thema eenzaamheid vanuit de filosofie te benaderen. Hoewel ze het niet met zoveel woorden schrijft, krijg ik de indruk dat ze dat doet vanuit een zeker ongenoegen. In het eerste hoofdstuk bespreekt ze een aantal benaderingswijzen van eenzaamheid—de één uitgebreider dan de ander—en telkens lijkt ze tot de conclusie te komen dat de complexiteit van het thema ermee tekort wordt gedaan.

Dat begint bij een onderverdeling van soorten eenzaamheid—sociale, emotionele en existentiële—die gekunsteld op Slob overkomt: “Het lijkt me dat deze vormen van eenzaamheid vaak in elkaar overvloeien.” Daar voegt ze een overmatige focus op het maatschappelijke aspect van eenzaamheid vanuit beleidsontwikkeling aan toe, en een tekort aan empirisch onderzoek: “De conceptuele en kennistheoretische problemen liggen voor het oprapen.” Waar echter gevoelsmatig de urgentie van het boek het meest in schuilt, is dat eenzaamheid in toenemende mate tot ziekte wordt verklaard. Deze ontwikkeling staat haaks op het begrip dat de auteur van eenzaamheid heeft: het blote feit dat eenzaamheid een lichamelijke component heeft, maakt het nog niet tot een ziekte.

In deze context vliegt Slob het thema dan ook anders aan, namelijk als een talent en vermogen:

Dynamisch en toegankelijk

In De lege hemel lees je mee met het onderzoek dat de auteur naar eenzaamheid doet. Daarmee wil ik zeggen dat het erg duidelijk is dat Slob ook zelf nog op zoek is naar het verhaal dat ze over eenzaamheid vertellen wil. Het is dus geen verslag van een uitgevoerd onderzoek en dat merk je aan twee dingen. Allereerst is het boek niet doordrenkt van een structuur. Ieder hoofdstuk bouwt wel voort op de hoofdstukken die eraan voorafgingen—dus structuur is er wel degelijk—maar er is geen vooraf aangegeven aanpak of ‘hier komen we in hoofdstuk x op terug’. Ik vroeg mezelf daardoor geregeld af waar het verhaal nou eigenlijk heen ging, en op momenten zelfs of het boek nog wel over eenzaamheid ging. Daar staat tegenover dat het geen statisch verhaal is. Het is elk hoofdstuk weer een verrassing waar het verhaal heengaat, en doordat Slob dat ook niet lijkt te weten, krijg je het gevoel dat je samen met de auteur eenzaamheid aan het onderzoeken bent. 

Waarin het boek mij overigens tegemoet kwam als het gaat om een gemis aan structuur, is de sterke rode draad die Slob in de songteksten en het leven van David Bowie heeft gevonden. Wanneer ik de gedachtesprongen over verlichtingsdenken of zelfpresentatie even niet zo goed volgde, kon ik altijd rekenen op een songtekst van of anekdote over Bowie, die het geheel weer aaneenreeg.

De lege hemel zit sowieso vol met referenties naar popcultuur. Eigenlijk gaat het verder dan referenties. Slob ziet films, muziek en andere culturele fenomenen duidelijk als uitingen van het mens-zijn, en verwerkt deze daarom als gelijkwaardig aan teksten van filosofen. Om maar een voorbeeld te noemen, verweeft ze ‘Moonage Daydream’ met het thema privacy:

Keep your ‘lectric eye on me babe

[…] Press your space face close to mine, love

Freak out in a moonage daydream, o yeah

Al met al worden theorieën uit de pen van grote namen als Simone de Beauvoir en Jean Paul Sartre en de mij niet bekende Daniel Dennett en Alessandro Baricco, succesvol afgewisseld met anekdotes over Bowie en Michael Jackson, de films The Lobster (2015) en Contact (1997) en het internetfenomeen We Live in Public (1999-2000). 

De gastvrije en kille kant van eenzaamheid

Toen ik alleen nog de achterflap gelezen had, was ik wat huiverig over een positieve benadering van eenzaamheid. Ik zag de charme ervan in en kon me er gevoelsmatig al in vinden—ik zoek het alleen-zijn regelmatig en graag op—maar ken ook de keerzijde van isolatie. Slob maakt in het begin van het boek duidelijk dat zij die component ook ziet en dat ze zich in haar boek richt op de overeenkomsten tussen mensen op het gebied van eenzaamheid, en dat ze daarmee het specifieke lijden aan eenzaamheid buiten beschouwing laat. Dat onderscheid lijkt mij gekunsteld. Dat neemt niet weg dat ik de focus begrijp; je moet toch ergens een grens trekken als je op onderzoek uitgaat, en een overeenkomstige ervaring van eenzaamheid is al breed zat—en ja het is ‘gelijkwaardiger en filosofisch interessanter’.

Maar na Slobs benadering te hebben gelezen, waarin voornamelijk de waardering van het vermogen tot reflectie en de jammerlijke bijkomstigheid van eenzaamheid naar voren komen, ben ik benieuwd wat ze me te vertellen heeft over het lijden aan eenzaamheid. Is dat iets waar uitsluitend op een specifiek niveau over geschreven kan worden of kan toch ook daar ‘filosofisch interessant’ over geschreven worden? 

Om aan te sluiten bij de laatste woorden van het boek: als de gastvrije kant van eenzaamheid het openstaan voor verbinding is, welke conclusie kunnen we dan, na deze filosofische verkenning, trekken over de kille kant van eenzaamheid?

Oordeel

Ondanks de dynamische opzet van het boek en het ‘samen onderzoeken’, was het boek geen page-turner. Daarvoor is de materie toch te zwaar. Maar het is de auteur wel gelukt om daarin de juiste balans te vinden; na twee à drie hoofdstukken wilde ik het boek even wegleggen, maar ik wilde het op den duur ook weer oppakken—ik laat het feit dat ik al wist dat ik het boek zou recenseren daarin even buiten beschouwing. Het boek is een waardevolle bijdrage in het gesprek dat we als samenleving hebben over eenzaamheid. Daarbij biedt het op een toegankelijke wijze begrip van thema’s als de ontwikkeling van persoonlijkheid, de rol van sociale media en het belang van privacy. Het is een aanrader voor iedereen die zich wil laten verrassen door een non-fictie boek en die op zoek is naar stof tot nadenken. Ik heb er in ieder geval van genoten en ga me maar eens op de tien-pagina’s-tellende literatuurlijst storten.

Over Marc Lamain

Ik ben 24 jaar rijk, en ik was tot voor kort student in Amsterdam. Inmiddels ben ik afgestudeerd en zelfstandig theoloog en design historicus, en producer van podcasts als Tussen Pop en Proza. Ik begon mijn studententijd met de opleiding theologie en tijdens mijn master elders in de geesteswetenschappen hebben zingeving en spiritualiteit mijn interesse gehouden. Desondanks ben ik relatief onbekend met spirituele boeken. In het verleden zocht ik mijn levensbeschouwelijke verdieping vooral in theologische boeken en tegenwoordig put ik eerder uit filosofische teksten.