‘Nee hoor, ik ben niet gelovig’

niet gelovig
8 mei 2019

Over faalangst zijn inmiddels zoveel publicaties verschenen, dat het me weinig nuttig lijkt om daar voor jou nog eentje aan toe te voegen. Als je er echt last van hebt, liggen er vast al wat zelfhulpboeken naast je bed of heb je het hele internet al afgestruind naar die ene tip die voor jou wél lijkt te werken. Ik schrijf daarom maar eens over faalangst in het taalveld waarin ik huis ben: dat van geloven en vertrouwen.

Als studentendominee spreek ik allerlei studenten die wel eens hun hart willen luchten over zaken die hen bezighouden. Sommigen liggen er zelfs wakker van, misschien jij ook wel: liefde, dood, eenzaamheid, wanhoop, het milieu, schuldgevoel, alles wat moet maar niet lukt, verwachtingen van anderen en van zichzelf., noem maar op. Gelukkig kent onze tijd allerlei passende woorden waarmee je dergelijke gevoelens kunt duiden: stress, laag zelfbeeld, rouwfasen, verlatingsangst, prestatiedruk, faalangst. Alsof deze (zelf)diagnoses je een soort grip geven op wat gevoelsmatig juist ongrijpbaar is. Regelmatig hangt mijn kamer tijdens zo’n gesprek met een student vol met die over elkaar buitelende begrippen en verklaringen.

Maar geloof me of niet, er is één werkwoord dat in veel van hun verhalen ook zeer frequent valt: geloven.

‘Ja, logisch’, kun je denken, ’je bent toch dominee!’. Toch ligt het anders dan je zou vermoeden.

Voorafgaand aan een gesprek introduceer ik mezelf altijd eerst. Dan weet een student wat zij of hij van mij kan verwachten (en wat niet). Ik leg uit dat ik studentendominee ben binnen de Protestantse Kerk Amsterdam en van daaruit werk voor NEWConnective. Dat ik probeer in het gesprek vooral te luisteren naar vragen van de student, dat zíjn of haar verhaal centraal staat. En dat daarin vanzelfsprekend dan ook ruimte bestaat voor eventuele issues die met religie of levensvisie te maken hebben. Meestal reageren ze op mijn mededeling dat ik dominee ben met iets als: “O, dat geeft niet hoor, maakt me niet uit”, vaak gevolgd door: ”ik ben zelf alleen niet gelovig, is dat erg?”. 

Maar díe zelfdiagnose bestrijd ik. Niet tijdens zo’n gesprek, maar hier even wel. Zeker als het over faalangst gaat.

Juist iemand die lijdt onder faalangst, zo leert mij de vakliteratuur, staat bol van geloven, van aannames. Overgenomen van je ouders, medeleerlingen op de basisschool, je sportcoach, een docent. ‘Dat kun jij toch niet, daar ben je veel te…..(vul maar in ) voor’. Je gelooft in jezelf wat ze beweren en als je iets een keer minder goed doet, geloof je ze nog meer: zie je wel, ik ben ook veel te…. Het wordt zelfs een onontkoombare waarheid! En zo stap je in die neerwaartse spiraal van onzekerheid. Je bent dan ook niet eens verbaasd als, nee: dat het een volgende keer weer niet lukt. Je angst om te falen wordt keer op keer gevoed. En over elke mislukking schaam je je weer. Zo wordt je faalangst een schaamangst. Omdat je je eigen gedachten gelooft. Natuurlijk valt over de verschillende aspecten van en verklaringen voor faalangst veel meer te zeggen, maar uiteindelijk komt het neer op wat je gelooft.

Van Dale zegt over geloven: ge·lo·ven (geloofde, heeft geloofd)

1. vast vertrouwen in het bestaan van iem. of iets: geloven in (of: aan) God; 2. voor waar houden op het gezag van een ander: dat geloof ik graag om aan te geven dat je voor waar wilt aannemen wat iemand zegt; 3. menen, denken: ik geloof dat hij ziek is; 4. een godsdienst aanhangen

Dus: geloven is vast vertrouwen in iets of iemand, iets voor waar houden, iets menen/denken. Merk je op dat geloven hier nooit gaat over een bewijs, een 100% zeker weten? In het Grieks (de taal waarin het tweede deel van de Bijbel is geschreven) wordt voor het zelfstandig naamwoord geloof het woordje pistis gebruikt. En dat kun je evenzogoed vertalen met: vertrouwen.

Ten diepste lijkt angst om te falen, of de angst om je straks te moeten schamen vanwege dat falen, voort te komen uit je geloof. Je gelooft niet in jezelf, je durft er niet op te vertrouwen dat je iets wél kunt. 

Over parallellen met geloven in religieuze zin valt ook nog veel te zeggen, maar dat ga ik hier niet doen. 

Vergeet in elk geval één ding niet: ook jij bent dus een gelovige. Het is alleen zaak om dat geloof van jou eens onder de loep te nemen. Brengt het je verder? Mag je van dat geloof zijn wie je bent? Geeft dat geloof je ruimte om fouten te kunnen maken, waardoor je kunt leren en verder komt?

Het vereist moed, oefening en kleine succesjes om te durven geloven in jezelf.

En  nu maar hopen dat je gelooft wat ik je probeerde te vertellen!