Ruimte voor imperfectie?

Ruimte voor imperfectie
8 november 2019

Tijdens de Maand van de Filosofie stond er een Open Podium gepland met en voor studenten rond het aansprekende thema ‘Ik stuntel, dus ik ben’.

Verwachtingsvol nodigden we besturen uit van studieverenigingen die hier wellicht bij wilden zijn. Ontgoocheld lazen we lauwe reacties. Eén expliciete, haast woedende afkeuring sprong eruit:

(…) Als ik de wetenschap dat ik ben, moet ontlenen aan het feit dat ik maar wat doe en daar af en toe foutjes bij maak, wat houdt het dan nog in om te zijn? En succesvolle mensen zouden dus ook niet zijn (…)? De menselijke conditie is wat mij betreft meer dan (…) stuntelen!”

Wat is er dan zó erg aan stuntelen? Zijn studenten als onderdeel van onze veeleisende prestatiemaatschappij inderdaad zo met elkaar in competitie, dat elk foutje gevoeld wordt als fataal? Omdat ze hun leven ervaren als individueel project dat ze ook alleen maar zélf tot een succes kunnen of moeten maken? 

Topvoetballer Matthijs de Ligt kan kennelijk nog rustig zeggen dat hij leert van zijn fouten en daarmee jonge voetballers inspireren: falen als voorwaarde en een opmaat voor succes. Maar wat kan er positief zijn aan falen zonder daarna succesvol te worden? 

Als we bij NEWConnective frustraties van studenten horen over hun imperfectie, houden we ze graag voor dat je uiterste best doen een mooie levenshouding is, maar dat je jouw waarde als mens niet verliest als iets niet lukt. Dat is eng. Want onze maatschappij eist toch echt iets anders van ons.

Wat houdt het nog in om te zijn? vraagt de student. ‘Zijn’ is zeker meer dan ons eigen bereikte succes of falen in het leven. We hebben domweg niet alles zelf in de hand. Maar het zou onze samenleving een stuk menselijker maken als we meer ruimte durven maken voor imperfectie, gewoon stuntelen.

Ik ga dat bestuurslid toch maar eens uitnodigen voor een kop koffie.

Deze column is eerder geplaatst in het maandblad Kerk in Mokum.